Goed kwart over negen zaten we op de fiets. Inpakken ging snel. Kort de schade bekeken die onze achterbuurman aan zichzelf had aangericht. Viel niet mee.
Hier zat de eerste grote keuze qua route: via Metz of ten oosten van Metz waar geen stadjes lagen. We hebben voor de laatste gekozen, waarschijnlijk op basis van wat Benjaminse er over zegt, maar eerlijk gezegd weet ik het niet meer.
In het dorpje Koenigsmacker hebben we een afslag gemist waardoor we op een pad terecht kwamen dat eerst nog wel ging, maar al snel heel erg rotsig werd. Daarnaast ook best behoorlijk klimmen. Uiteindelijk kwamen we ook op de weg naar Elzange terecht, maar eigenlijk was het pad veel meer voor mountainbikers geschikt dan voor ons. |
Een van de weinige plekken waar we konden eten maar het niet gedaan hebben
|
Het was een vreemde route vandaag in de zin dat we door gebieden heen zijn gegaan die extreem leeg en verlaten waren. Veel verlaten huizen, maar ook dorpen waar de helft van de huizen ingestort was. Niemand op straat; enkel wat landbouwactiviteit buiten de dorpen. Geen horeca, geen supermarkten, niks. En dat gedurende bijna 100 kilometer. Het leek als een soort woestijn die je in een keer moet oversteken.
Bij een van de weinige horeca gelegenheden die er dan wel waren (misschien wel de enige) hebben we wat gedronken. Het was een vrij grote tent met een kegelbaan aan de achterzijde. Ook was er nog een zaaltje waar waarschijnlijk het hele dorp feest vierde bij trouwerijen en dergelijke. Het was er behoorlijk druk. Mevrouw van de bediening vroeg of we wat wilden eten, maar dat sloegen we beleefd af. Even later bedachten we ons en wilden we toch nog wat eten, maar toen hadden we het gedaan. Mevrouw sloeg de ogen ten hemel en slaakte en zucht. Daarna hebben we zitten wachten of mevrouw genegen was een bestelling op te nemen. Helaas; dat gebeurde niet en brave jongens als we zijn, zijn we op gegeven moment afgedropen. De gastvrijheid van het platteland is niet meer wat die geweest is. Of juist wel. |
Na uren fietsen maakten we ons toch echt wel zorgen over eten. Zoals gezegd, nergens een supermarkt te bekennen en we hadden niks geen lunch gehad. Veel horeca die in het boekje van Benjaminse aangegeven stond, bleek niet (meer) te bestaan. Uiteindelijk een omweggetje genomen om bij een hotel te komen, en deze was open. Aan de eigenaar annex tuinman annex kok gevraagd of hij iets te eten had. Het was half vijf, dus een heel ongebruikelijke tijd om te eten, maar na even denken kon hij wel een curry voor ons fixen. Perfect! Deze was helemaal prima en daarna konden we er weer helemaal tegen.
Er kwam nog een ander stel Nederlanders aan; deze hadden we al eerder gezien toen ze ons vrij snel inhaalden. Een man met zijn tweede, jongere vrouw. Zij hadden ontzettend weinig meegenomen en verbaasden zich erover dat wij zoveel mee hadden. Ze kwamen uit Rotterdam, of de omgeving. |
Rond een uur of zes reed ik door een putje of een gat in de weg en ik voelde meteen al dat het niet goed was. 5 minuten later was mijn band inderdaad zacht. Niet getreurd, want Martijn is bij ons. Onverdroten gaat hij aan de slag; wiel er uit – band eraf – nieuwe band erop – oppompen en 10 minuten later zijn we weer op weg. Letterlijk niet meer dan 10 minuten. Dat was ook het enige pechgeval tijdens de hele reis, zowel op mechanisch als fysiek vlak. We hebben heel veel geluk gehad. |
Een ander urgent probleem voor Martijn en Louis was het totale gebrek aan tabak. We waren de hele dag amper ets tegengekomen en het was op. De pijp was leeg. Om 20.10u. exact verschijnt er dan een onooglijk benzinepompje waar ze tabakswaren en drank verkopen. De heren zijn in extase en de blijdschap laat zich niet in woorden vatten.
Goed half negen komen we aan op de camping in Mittersheim. Laat dus. We hadden er veel kilometers opzitten, 135, dus we waren best blij dat we aangekomen waren. Er is een apart veld met plek voor fietserstentjes en daar staan meerdere Benjaminse-fietsers. Onder andere Rinke (die we twee dagen later nog weer tegenkomen) en Rob (die we weken later in Rome weer zullen ontmoeten). Met Rinke maken we even een praatje en waar ik nog niet bij stil gestaan had (maar zij wel) was dat de dag erna er een stevige col op het programma staat. De Col du Donon. Bij wielrenners schijnt deze een redelijke bekendheid te genieten, maar niet bij mij. Snel in het boekje gekeken van Benjaminse en het blijkt inderdaad een beste klim. Je kunt er omheen, maar thuis hadden we al besloten dat dat nergens voor nodig was. Ineens bekruipt iets van nervositeit mij. Tegelijk: niks aan te doen, we moeten er overheen en we zien wel.
Op de camping is het feest, want het is 13 juli, de dag voor le quatorze juillet. Het feest is dan en wordt goed gevierd op de camping. Er is kermis en er zijn etensstandjes. We weten temidden van de drukte toch een tafel te bemachtigen en Quinten en ik eten een hamburgerbroodje met patat. Allemaal prima. Ik ga redelijk op tijd naar bed, eerder dan Martijn en Louis die nog blijven, maar eigenlijk net te vroeg want net voor ik in slaap val begint het grote vuurwerk. Aan het geluid te horen erg mooi; dat hoor ik de volgende dag ook van Martijn en Louis. Later op de nacht hoor ik nog hoe een van de gasten redelijk hardhandig van de camping wordt verwijderd. Ik word er even wakker van maar slaap al snel weer door.
|
|